INHOUD
Inleiding: Jeroen Mettes (1978-2006) en de vluchtlijnen van de poëzie
Siebe Bluijs & Bram Ieven
DEEL1: POËZIE ALS GEMEENSCHAP
De geschiedenis van een inktvlek. Receptie en reputatievorming van Jeroen Mettes
Jeroen Dera
‘Im Universum der Poesie ruht nichts’. Mettes en de Duitse Romantiek
Aukje van Rooden
Broodjeszaak in de woestijn of collectief leven: de mogelijkheid van gemeenschappelijkheid door charisma
Frans-Willem Korsten
Hier is Herman Gorter gelezen. Over ‘N30’, Mei en Pan
Johan Sonnenschein
DEEL 2: VERZET TEGEN HET VERHAAL
Je moet instappen. Over Gertrude Stein en Jeroen Mettes
Sarah Posman
‘Cornflakes met zwarte melk’. ‘Auschwitz’ in Jeroen Mettes’ ‘N30’
Sophie van den Bergh
‘Wat heeft minder street credibility dan representatie?’. Een interpretatie van hiphopbegrippen in het licht van Mettes’ poëtica
Aafje de Roest
‘SYBREN POLET IS GEEN ECHTE SCHRIJVER’. Jeroen Mettes en het gebruik van de collagetechniek in de Nederlandstalige avant-garde van de ‘lange jaren zestig’
Siebe Bluijs & Lieselot De Taeye
‘Form is of interest only to the extent that it empowers liberation’. De nieuwe zinnen van Ron Silliman en Jeroen Mettes
Ewoud Goethals
DEEL 3: POËZIE ALS BELICHAMING
Een sprekende poëzie. Affectieve ascese in het werk van Jeroen Mettes
Andries Hiskes
Namen, data. Autobiografische momenten in Jacq Vogelaars Kaleidiafragmenten en Jeroen Mettes’ ‘N30’
Tommy van Avermaete & Fyke Goorden
‘Poëzie = vluchtwetenschap’. Suïcidale vluchtlijnen in het werk van Jeroen Mettes
Hans Demeyer
‘Een sierbuffet vol glaswerk’. Jeroen Mettes, Tonnus Oosterhoff en de lezer
Kim Schoof & Lodewijk Verduin
‘Een soort lul-loos gelul’. Het ‘ik’ in het werk van Jeroen Mettes, Maarten van der Graaff, Frank Keizer, Hannah van Binsbergen en Dominique de Groen
Sander Bax