Ivo Michiels en de kunsten

Op 15 september 2010 vindt aan de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (KANTL, Gent) een SEL-studiedag plaats over de Vlaamse schrijver en criticus Ivo Michiels. De studiedag belicht de verhouding van Ivo Michiels en zijn werk tot de verschillende kunsten. Niet alleen speelde Michiels een rol in het bredere, artistieke veld als kunst- en filmcriticus, hij werkte ook zelf mee aan een pak films en had contacten met belangrijke kunstenaars. In zijn literaire teksten schreef hij onder andere over Lucio Fontana, Asger Jorn, André Delvaux en Samuel Beckett, en hij integreerde de betekenisgeving van andere media (zoals film, schilderkunst, radio) in zijn literaire werk. In de negen lezingen van de studiedag komen al deze aspecten van "Ivo Michiels en de kunsten" aan bod.

Deelname aan de studiedag is gratis. U wordt verzocht om zich aan te melden met een mail naar . // Locatie: KANTL / Koningstraat 18 / 9000 Gent  //  Organisatie: Lars Bernaerts, Hans Vandevoorde en Bart Vervaeck in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. 


Programma:

     Ochtend - voorzitter: Bart Vervaeck

9:00 Onthaal
 
9:15 Opening door Bart Vervaeck
9:30 Hugo Bousset:  "Over Ivo Michiels, Lucio Fontana, Romy Schneider en de anderen"
10:00 Lars Bernaerts: "Alfa, Cobra, Zero: Abstractie, abstracte kunst en De alfa-cyclus"
 
10:30 Koffiepauze
 
11:00 Mark Insingel: "Ivo Michiels: het kapitaal van de voortvluchtige"
11:30 Kim Gorus: "IM intermediaal"

12:30 Lunchpauze
 

     Middag - voorzitter: Carl De Strycker
middag

14:00 Jan Baetens: "Intermedialiteit: een korte status quaestionis"
14:30

Yves T'Sjoen en Bart Nuyens: "Michiels als journalist. Verschuivingen in de literatuur- en kunstkritische opstellen in Het Handelsblad (1948-1957)"

15:00 Thomas Crombez: "Theatraliteit in het werk van Ivo Michiels binnen de context van de naoorlogse performatieve cultuur"
 
15:30 Koffiepauze
 
16:00 Sven Vitse: "Ivo Michiels en de hedendaagse muziek"
16:30 Ronald Geerts: "Ivo Michiels de filmschrijver"
 
17:00 Afsluitende receptie
20:30 Film: Meeuwen sterven in de haven (1955)

 

 

Abstracts:

Over Ivo Michiels, Lucio Fontana, Romy Schneider en de anderen
Hugo Bousset (K.U.Brussel)

Ik beschouw de zesde aangevulde druk van Verhalen uit Journal brut (1973) als het oerboek van Ivo Michiels. Van daaruit vertrekken allerlei leidmotieven, terug en vooruit in de tijd, naar de twee grote cycli en naar de cross-over tussen literatuur en andere kunsten. We volgen zijn baanbrekend werk in de internationale scene van de beeldende kunst, vooral in de jaren vijftig, dat hij later verwerkt in zijn roman Daar komen scherven van (1995). In zijn roman Sissi (1997) zien we hoe hij vanaf dezelfde periode de Vlaamse film vormgeeft. Lucio Fontana en Roland Verhavert, Jef Verheyen en André Delvaux … Maar wat is de betekenis van Sissi? En alle anderen?

 

Alfa, Cobra, Zero: Abstractie, abstracte kunst en De alfa-cyclus
Lars Bernaerts (Universiteit Gent)

'Mijn werk speelt zich af tussen twee uitersten, tussen beheersing en wildheid', zegt Michiels in een interview van 1995. Die twee uiteinden verbindt hij meteen met twee vormen van abstracte kunst: 'Aan de ene kant ben ik ooit verliefd geworden op de Zero-beweging, aan de andere kant op de rauwe poëzie van Cobra.' Maar als de beelding van Zero en Cobra een literaire vertaling zouden krijgen bij Michiels, zoals hij zelf beweert, hoe ziet die er dan uit? In deze bijdrage wordt Michiels' nadrukkelijke fascinatie voor moderne, abstracte kunst (Fontana, Manzoni, Mondriaan, Jorn) als uitgangspunt genomen voor een lectuur van De alfa-cyclus. Met een intermediale invalshoek wil ik nagaan wat literaire abstractie zou kunnen betekenen en hoe die abstractie terug te vinden is in het experimentele proza van Ivo Michiels.

 

Ivo Michiels: Het kapitaal van de voortvluchtige
Mark Insingel

Ik wil proberen een verklaring te vinden voor de specifieke ontwikkeling die het oeuvre van Ivo Michiels heeft doorgemaakt, meer bepaald de experimentele wending die het heeft genomen. Mijn aanpak daarbij is psychologiserend, ik ga ervan uit dat leven en werk mekaar hebben voortgestuwd. Ik ga ook de in mijn ogen minder geslaagde elementen van het werk niet uit de weg, maar ik vestig er de aandacht op dat met wat als kritiek kan overkomen niet in het minst de uniciteit van de auteur in twijfel getrokken wordt.

 

IM intermediaal
Kim Gorus (Vrije Universiteit Brussel)

Ik wil in deze lezing de intermediale relatie tussen het werk van Ivo Michiels en de beeldende kunst onderzoeken op drie niveaus, met name op het niveau van de thematiek, de structuur en de vorm(geving) van de tekst. Ik vertrek daarvoor vanuit de novelle Albisola Mare, Savona uit 1959. De relatie tot de beeldende kunst wordt vervolgens vergeleken met de intermediale verwijzingen naar beeldende kunst in het werk van Michiels-epigoon Peter Verhelst.

 

Intermedialiteit: een korte status quaestionis
Jan Baetens (K.U. Leuven)

Intermedialiteit is een nieuwe tendens binnen de woord en beeld-studies, die de ambitie heeft verder te gaan dan de klassieke comparatistische visie op het tekstuele en het iconische. Ik zal eerst kort ingaan op de definitie en afbakening van dit veld, om nadien de termen “inter” en “medium” nader te bekijken. Enerzijds bespreek ik het probleem van de relatie tussen intermedialiteit en medium theory te bespreken. Ik zal hierbij een pleidooi houden voor een mediumbenadering die schatplichtig is aan het werk van Stanley Cavell en zien wat hiervan de gevolgen zijn. Anderzijds bespreek ik ook het probleem van het symmetrieprincipe dat impliciet aanwezig is in veel intermediale analyses, en waar ik enkele kritische kanttekeningen bij wil plaatsen. Want alle media zijn gelijk, maar de ene zijn al gelijker dan de andere.

 

Michiels als journalist. Verschuivingen in de literatuur- en kunstkritische opstellen in Het Handelsblad (1948-1957)
Bart Nuyens (Artesis Hogeschool Antwerpen) en Yves T’Sjoen (Universiteit Gent)

Het referentiekader dat Michiels hanteert in de literatuurkritische artikelen ondergaat in de loop van de jaren vijftig een geleidelijke verschuiving. Beschouwingen over de eigentijdse literatuurproductie worden aanvankelijk bepaald door ethisch-morele (“romantisch-idealistische” en christelijke) overwegingen. In de gepubliceerde kritieken tussen 1952 en 1957 kunnen we vaststellen dat het kritische discours almaar duidelijker focust op formele en esthetische teksteigenschappen. Naast de literaire kritieken heeft Michiels als journalist ook recensies over muziek, film en plastische kunsten gepubliceerd. Aan de hand van enkele uitspraken in kunstkritische opstellen, vooral over het plastische werk van Luc Peire, trachten we een beeld te construeren van een expliciete auteurspoëtica van de kunstcriticus Michiels en wordt een aanzet geformuleerd om de verschuivingen in het literatuur- en kunstkritische schrijven met elkaar te confronteren. De schrijver over plastische kunsten (onder andere over La Jeune Peinture Belge) bekende eerder kleur door zijn appreciatie voor de geometrisch-abstracte schilderkunst te laten blijken dan de literatuurbeschouwer.

 

Theatraliteit in het werk van Ivo Michiels binnen de context van de naoorlogse performatieve cultuur
Thomas Crombez (Universiteit Antwerpen)

De 'luisterspelen' of performatieve teksten die Michiels in 1973 verzamelt in het 3,5de deel van De alfa-cyclus, Samuel o Samuel, lijken in eerste instantie om een strikt literaire evaluatie te vragen. Vormelijk verwijzen ze immers overduidelijk naar het modernistische kader dat de hele Alfa-cyclus bepaalt, wat dit boek betreft in het bijzonder de dramateksten van Samuel Beckett. Hun performatieve karakter schijnt dus van in het begin literair 'ingeschreven'. Toch is hier meer aan de hand: de titeltekst had immers geen strikt literaire ontstaansgrond, maar begon als een opdracht vanwege de Belgische Radio en Televisie. Het opzet van deze lezing is om Michiels' performatieve teksten binnen een nadrukkelijk performatief kader te situeren: met name dat van de muzikale, beeldende, theatrale, maar ook zeker literaire performancekunst die in België tijdens de jaren zestig en zeventig hoogtij vierde.

 

Ivo Michiels en de hedendaagse muziek
Sven Vitse (Universiteit Utrecht)

Tussen 1955 en 1957 schreef Ivo Michiels tientallen muziekkritieken voor Het Handelsblad. In de rubriek 'Discografie' besprak hij opnames van klassieke muziek en jazz. In deze bijdrage wil ik ingaan op Michiels' kronieken over moderne, twintigste-eeuwse muziek. Michiels ziet in de nieuwe muziek twee hoofdlijnen: 'een eerste hoofdlijn vertrekt bij Schönberg en behelst de vernieuwing van de harmonie (twaalf tonenstelsel); een tweede hoofdlijn vertrekt bij Strawinsky en behelst de vernieuwing van de ritmiek'. De 'wegbereiders van gisteren' verwerven stilaan klassieke status, maar voor 'de revolutionairen van vandaag' is het 'nog twintig jaar te vroeg'. In 1957 raakt Michiels onder de indruk van de laatste revolutie in de hedendaagse muziek: de elektronische compositie.

Uit deze muziekkritieken tracht ik een (muzikale) poëtica te distilleren. Vervolgens ga ik na of er overeenkomsten bestaan tussen de poëtica van de moderne muziek en de vorm en schriftuur van Michiels' experimentele proza. Dat doe ik aan de hand van twee literaire werken: Orchis militaris (1968) uit De alfa-cyclus en Daar komen scherven van (1995) uit de cyclus Journal Brut.

 

Ivo Michiels de filmschrijver
Ronald Geerts (Vrije Universiteit Brussel)

Ivo Michiels is de eerste echte scenarioschrijver in Vlaanderen, in de zin van iemand die uitsluitend het ambacht van het filmschrijven beoefent en het realiseren van de film aan anderen overlaat. Ik wil in de eerste plaats naar de scenarist IM kijken, of anders gezegd, niet direct vanuit een literair oogpunt, maar vanuit een scenario-standpunt.

Verschillende aspecten zullen hierbij aan bod komen. In de eerste plaats het ambacht, want Michiels’ eigen evolutie reflecteert de manier waarop het schrijven van scenario’s is geëvolueerd van gebruikstekst tot de autonomere vormen die we vandaag kennen.Ten tweede de ‘auteuriteit’ van het scenario. Filmmaken is een collaboratieve act en de scenario’s van IM vertrekken bijna nooit van IM zelf. Hoe werkt dat (of net niet) en wat is het resultaat?

IM heeft ook het scenario verheven tot een literair genre. Wat betekent dat voor het statuut van het scenario als ‘tekst die een andere tekst wil worden’ (Pasolini’s woorden die IM koestert)? Dit alles leidt tot conclusies die het scenariowerk van IM situeren in een ‘postdramatisch’ kader waarin autonomie en context een dialectisch spel spelen.